Aufgrund von Artikel 5 des Gesetzes vom 21. Juni 2002 sind die Einrichtungen für moralischen Beistand als öffentlich-rechtliche Einrichtungen mit Rechtspersönlichkeit damit beauftragt, die materiellen und finanziellen Interessen der anerkannten nichtkonfessionellen weltanschaulichen Gemeinschaft und der anerkannten Dienste für moralischen Beistand, die sich auf dem betreffenden Gebiet befinden, zu verwalten.
Krachtens artikel 5 van de wet van 21 juni 2002 zijn de instellingen voor morele dienstverlening, die publiekrechtelijke instellingen met rechtspersoonlijkheid zijn, belast met het beheer van de materiële en financiële belangen van de erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschap en de erkende centra voor morele dienstverlening die zich op het betrokken grondgebied bevinden.