(4) Soweit angebracht, dürfen in Aquakulturanlagen des Aufnahmemitgliedstaats nur Nachkommen der eingeführten Wasserorganismen verwendet werden, und nur unter der Voraussetzung, dass während der Quarantäne keine potenziell schädlichen Nichtzielarten festgestellt werden.
4. In voorkomend geval mogen in aquacultuurvoorzieningen van de ontvangende lidstaat uitsluitend de nakomelingen van de geïntroduceerde aquatische organismen worden gebruikt, mits er tijdens de quarantaine geen potentieel schadelijke niet-doelsoorten zijn aangetroffen.