Die präjudizielle Frage bezieht sich auf die Vereinbarkeit
von Artikel 67 der durch den königlichen Erlass vom 16. März 1968 koordinierten Gesetze über die Strassenverkehrspolizei (nachfolgend « Strassenverkehrsgesetz » genannt) mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, insoweit die in der beanstandeten Bestimmung genannte zivilrechtlich haftbare Partei verpflichtet ist, die Geldbusse zu bezahlen, die dem Verurteilten auferlegt wird, wenn dieser gegen das o.a. Strassenverkehrsgesetz verstos
sen hat, während im Prinzip eine durch den Stra ...[+++]frichter erlassene Geldbusse ausschliesslich zu Lasten des verurteilten Angeschuldigten geht und die zivilrechtlich haftbare Partei nicht treffen kann.De prejudiciële vraag betreft de bestaanbaarheid van artikel 67 van de bij koninklijk besluit van 16 maart 1968 gecoördineerde wetten betreffende de politie over het wegverkeer (hierna « wegverkeerswet » genoemd) met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre de in dat artikel bedoelde burgerrechtelijk aansprakelijke partij gehouden is tot betaling van de geldboete die aan de veroordeelde wordt opgelegd in geval van overtreding door deze laatste van voornoemde wegverk
eerswet, terwijl in principe een door de strafrechter uitgesproken geldboete uitsluitend ten laste komt van de veroordeelde beklaagde en de burgerrechtelijk aansprakel
...[+++]ijke partij niet kan treffen.