Diese Regel bestätigt das Monopol der Rechtsanwälte zum Plädieren vor allen Rechtsprechungsorganen, und sie wurde im Hinblick auf das ordnungsgemässe Funktionieren der gerichtlichen Institutionen angenommen (Parl. Dok., Kammer, 1965-1966, Nr. 59/49, S. 120).
Die regel verankert het pleitmonopolie van de advocaat voor alle rechtscolleges en is aangenomen met het oog op de goede werking van de gerechtelijke instellingen (Parl. St., Kamer, 1965-1966, nr. 59/49, p. 120).