24. erinnert daran, dass im Beamtenstatut die Grundsätze festgelegt sind, an die sich di
e Agenturen bei der Personalpolitik halten müssen, und dass darüber hinaus die auf die Agenturen anwendbaren Statutsbestimmungen flex
ibler und einfacher gestaltet werden müssen, damit die Arbeitsweise in diesem Bereich verbessert werden kann; weist außerdem darauf hin, dass Artikel 110 des Statuts zwar eine gewisse Flexibilität vorsieht, jedoch die Kommission letzten Endes entscheidet, weshalb die Agenturen und die Kommission in jedem Fall eine Vo
...[+++]rabeinigung erzielen müssen; ist der Auffassung, dass die Kommission im Falle von Uneinigkeit dem zuständigen Ausschuss des Parlaments einen begründeten Beschluss vorlegen sollte; 24. wijst erop dat in het Statuut de beginselen zijn vastgesteld die de gronds
lag vormen voor het personeelsbeleid van de agentschappen en dat meer flexibiliteit en een vereenvoudiging van de op de agentschappen toepasselijke statutaire regels nodig zijn, om ervoor te zorgen dat ze op dit gebied beter functioneren; wijst er voorts op dat, ofschoon artikel 110 van het Statuut enige flexibiliteit toelaat, de Commissie de eindverantwoordelijkheid heeft en voorafgaande overeenstemming tussen de agentschappen en de Commissie derhalve cruciaal is; is van mening dat bij meningsverschillen de Commissie een gemotiveerd besluit moet voorleggen a
...[+++]an de bevoegde commissie van het Parlement;