Wie in B.2 und B.3 dargelegt wurde, verlangt der Begriff « Zusammenwohnen » in Artikel 14 § 1 Nr. 1 des Gesetzes vom 26. Mai 2002, dass der Antragsteller auf ein Eingliederungseinkommen durch das Leben unter demselben Dach wie die andere Person einen wirtschaftlich-finanziellen Vorteil geniesst.
Zoals aangegeven in B.2 en B.3, vereist het begrip « samenwoning » in artikel 14, § 1, 1°, van de wet van 26 mei 2002 dat de aanvrager van een leefloon uit het onder één dak wonen met de andere persoon een economisch-financieel voordeel haalt.