Der Schlussfolgerung, zu der der Rechnungshof in seinem bereits erwähnten Sonderbericht gelangt, wonach „gegenüber Dritten außerhalb des Parlaments von den Fraktionen erlassene Rechtsakte, die mit der Verwendung von Mitteln verbunden sind (z.B. im Zusammenhang mit dem Abschluss eines Arbeits-, Miet- oder Kaufvertrags), als Handlungen im Auftrag des Parlaments angesehen (werden),“ kann daher nicht zugestimmt werden.
De analyse van de Rekenkamer in haar reeds genoemde Speciaal verslag volgens welke "in de betrekkingen met derden buiten het Parlement de door de fracties goedgekeurde besluiten voor de besteding van middelen (bijvoorbeeld bij de sluiting van arbeids-, huur- of koopovereenkomsten) [worden] geacht te zijn genomen krachtens een mandaat van het Parlement, waarvoor laatstgenoemde verantwoordelijk is" kan dan ook niet worden gedeeld.