Traduction de «ohne annehmbare rechtfertigung » (Allemand → Néerlandais) :

Er ist der Meinung, dass die in Artikel 59 Absatz 3 des Gesetzes vom 12. Juli 1973 über die Erhaltung der Natur vorgesehene Ausnahmeregelung ohne annehmbare Rechtfertigung zu einem Behandlungsunterschied führe zwischen einer Person, die lediglich der Übertretung dieses Gesetzes verdächtigt werde, und einer Person, die nach dem gemeinen Recht des Strafverfahrens beschuldigt werde, was die Garantien bezüglich des Schutzes der Unverletzlichkeit der Wohnung betreffe.
Hij is van mening dat de uitzonderlijke regeling bepaald bij artikel 59, derde lid, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud zonder aanvaardbare verantwoording aanleiding geeft tot een verschil in behandeling tussen een persoon die louter ervan wordt verdacht die wet te hebben overtreden en een persoon die volgens het gemene recht van de strafprocedure is beschuldigd, wat de waarborgen betreft inzake de bescherming van de onschendbaarheid van de woning.

3. « Verstossen die Artikel 127, 128 und 148 § 3 des Gesetzes vom 25. Juni 1992 über den Landversicherungsvertrag gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sie ohne annehmbare Rechtfertigung einen Behandlungsunterschied zwischen zwei vergleichbaren Kategorien von Personen einführen, je nachdem, ob sie unter der Geltung des früheren Versicherungsgesetzes das Alter von 65 Jahren erreicht haben, vor dem der Gemeinschaft geschuldeten Ausgleich, im Gegensatz zu dem, was angesichts derselben Gemeinschaft nach dem Inkrafttreten der zwingenden Bestimmungen des neuen Versicherungsgesetzes der Fall ist?
3. « Schenden de artikelen 127, 128 en 148, § 3, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij, zonder toelaatbare verantwoording, een verschil in behandeling invoeren tussen twee vergelijkbare categorieën van personen, naargelang zij onder de gelding van de vroegere verzekeringswet de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt vóór vergoeding verschuldigd aan de gemeenschap overeenstemmend met de inbreng van de betaalde premies, ten opzichte van wat gebeurt ten aanzien van dezelfde gemeenschap, met soortgelijke premies, na de inwerkingtreding van de dwingende bepalingen van de nieuwe verzekeringswet ?

Hinsichtlich der dritten Frage müsse darauf hingewiesen werden, dass die Artikel 127, 128 und 148 § 3 des Gesetzes vom 25. Juni 1992 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstossen würden, indem sie ohne annehmbare Rechtfertigung einen Behandlungsunterschied zwischen zwei vergleichbaren Kategorien von Personen einführen würden, je nachdem sie unter der Geltung des früheren Gesetzes über die Versicherungen das 65. Lebensjahr erreicht hätten vor dem Ausgleich zugunsten der Gemeinschaft, dessen Betrag mit dem Betrag der gezahlten Prämien übereinstimme, oder dieses Alter erreicht hätten - wobei alles übrige unverändert bleibe - nach dem Inkrafttreten der zwingenden Bestimmungen des neuen Gesetzes über die Versicherungen.
Met betrekking tot de derde vraag moet worden opgemerkt dat de artikelen 127, 128 en 148, § 3, van de wet van 25 juni 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden, doordat zij, zonder aanvaardbare verantwoording, een verschil in behandeling invoeren tussen twee vergelijkbare categorieën van personen, naargelang zij, in het stelsel van de vroegere wet op de verzekeringen, de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt vóór de vergoeding aan de gemeenschap, die overeenstemt met het bedrag van de betaalde premies, dan wel of zij die leeftijd hebben bereikt, waarbij al het overige bovendien onveranderd blijft, na de inwerkingtreding van de dwingende bepalingen van de nieuwe wet op de verzekeringen.

Indem die angefochtenen Bestimmungen zwei unterschiedliche Kategorien ohne annehmbare Rechtfertigung gleich behandelten, missachteten sie nach Einschätzung der klagenden Parteien die Artikel 10 und 11 der Verfassung.
Door zonder aanvaardbare verantwoording twee verschillende categorieën gelijk te behandelen, miskennen de bestreden bepalingen naar het oordeel van de verzoekende partijen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Der erste Klagegrund ist abgeleitet aus dem Verstoss gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insofern Artikel 12 § 2 Absätze 1 und 2 und Artikel 13 § 1 Absatz 2 des königlichen Erlasses Nr. 38 die nebenberuflich Selbständigen und die hauptberuflich Selbständigen ohne annehmbare Rechtfertigung der gleichen Beitragsregelung unterwerfen würden.
Het eerste middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat artikel 12, § 2, eerste en tweede lid, en artikel 13, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 38 de zelfstandigen in bijberoep en de zelfstandigen in hoofdberoep zonder aanvaardbare verantwoording aan dezelfde bijdrageregeling zou onderwerpen.