Sind die Art. 49 ff. und 56 ff. des Vertrags über die Arbeitsweise der Europäischen Union, wie sie insbesondere im Licht der vom Gerichtshof im Urteil vom 16. Februar 2012 in den verbundenen Rechtssachen C-72/10 und C-77/10 aufgestellten Grundsätze ergänzt worden sind, dahin auszulegen, dass sie einer nationalen Bestimmung entgegenstehen, die die Pflicht vorsieht, den Gebrauch der im Eigentum stehenden materielle
n und immateriellen Vermögensgegenstände, die das Netz der Spielverwaltung und -annahme bilden, bei Einstellung der Tätigkeit aufgrund des Abl
aufs der Konzession oder ...[+++] aufgrund von Verfalls- oder Widerrufsentscheidungen unentgeltlich zu übertragen?
Moeten de artikelen 49 e.v. VWEU en 56 e.v. VWEU, mede zoals aangevuld in het licht van de beginselen in het arrest van het Hof van Justitie van 16 februari 2012, C-72/10, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale bepaling die verplicht tot levering om niet van het gebruik van de in eigendom toebehorende materiële en immateriële goederen die het beheer- en inzamelnetwerk ten behoeve van spelen vormen bij beëindiging van de activiteit als gevolg van verstrijken van de looptijd van de concessie of als gevolg van intrekking of verval van de concessie?