(2) Die Mitgliedstaaten können die A-Quote und die B-Quote jedes Zucker erzeugenden oder jedes Isoglucose erzeugenden Unternehmens, das in ihrem Hoheitsgebiet ansässig ist, um eine Gesamtmenge herabsetzen, die 10 % - je nach Fall - der A-Quote oder der für jedes von ihnen gemäß Artikel 11 festgesetzten B-Quote nicht überschreitet.
2. De lidstaten kunnen het A-quotum en het B-quotum van elke op hun grondgebied gevestigde onderneming die suiker of isoglucose produceert, verminderen met een hoeveelheid van in totaal niet meer dan 10 % van respectievelijk het A-quotum of het B-quotum dat voor elk van deze ondernemingen is bepaald overeenkomstig artikel 11.