(3) Die Mitgliedstaaten stellen sicher, dass geeignete Maßnahmen getroffen werden, um die Abdrift und die weiträumige Verbreitung von Pestiziden zumindest in direkt an einem Wasserlauf oder in seiner Nähe gelegenen Raumkulturen (Obstanlagen, Rebflächen, Hopfen u. ä.) zu begrenzen, indem sie dafür sorgen, dass der Einsatz von Pestiziden in solchen Gebieten untersagt wird und nicht chemische Alternativen verwendet werden.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat passende maatregelen worden genomen ter beperking van de verwaaiing en vervoer over een grote afstand van de toegepaste pesticiden, ten minste in het geval van opgaande gewassen met inbegrip van boomgaarden, wijngaarden en hopakkers die vlak naast een waterloop gelegen zijn, door te waarborgen dat het gebruik van pesticiden in dergelijke gebieden wordt verboden en niet-chemische alternatieven worden gebruikt.