(2) Bei Beförderungen aus einem Mitgliedstaat nach einem Drittland und umgekehrt gilt diese Verordnung für die in dem Mitgliedstaat, in dem die Be- oder Entladung stattfindet, zurückgelegte Wegstrecke, sobald das hierfür erforderliche Abkommen zwischen der Gemeinschaft und dem betreffenden Drittland geschlossen ist.
2. Voor vervoer vanuit een Lid-Staat naar een derde land en omgekeerd is deze verordening, voor het traject over het grondgebied van de Lid-Staat waar de goederen worden geladen of gelost, van toepassing zodra de noodzakelijke overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land is gesloten.