Die angefochtene Bestimmung erlaubt es den Einrichtungen, die im akademischen Jahr 2005-2006 von ihren Studenten als Studiengebühr, als Zusatzgebühren und gegebenenfalls als Kosten für bereitgestellte Güter und Dienstleistungen einen höheren Gesamtbetrag als die in Artikel 12 § 2 Absatz 14 des Gesetzes vom 29. Mai 1959 festgesetzten Obergrenzen verlangt haben, bis zum akademischen Jahr 2010-2011 weiterhin einen über diesen Obergrenzen liegenden Gesamtbetrag zu verlangen, wobei dieser erlaubte Mehrbetrag von Jahr zu Jahr sinkt.
D
e bestreden bepaling stelt de instellingen die tijdens het academiejaar 2005-2006 van hun studenten, als schoolgeld, bijkomende rechten, en in voorkomen
d geval kosten voor verleende goederen en diensten
een totale som hebben gevorderd die meer bedraagt dan de in artikel 12, § 2, veertiende lid, van de wet van 29 mei 1959 vastgestelde maximale bedragen, tot in het academiejaar 2010-2011 in staat een totale som te blijven vorderen die meer bedraagt dan
...[+++]die maximale bedragen, met dien verstande dat het toegestane overschot elk jaar vermindert.