Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «nämlich vernünftigerweise davon » (Allemand → Néerlandais) :

Der Gesetzgeber kann nämlich vernünftigerweise davon ausgehen, dass der Prokurator des Königs die ihm zugestellten Urkunden unverzüglich öffnet.

De wetgever mag immers redelijkerwijze veronderstellen dat de procureur des Konings de hem betekende akten onverwijld opent.


Der Gesetzgeber konnte nämlich vernünftigerweise davon ausgehen, dass die Sprache des Beklagten in der Regel der Sprache des Sprachgebiets entspricht, in der er seinen Wohnsitz hat.

De wetgever vermocht immers redelijkerwijs aan te nemen dat de taal van de verweerder in de regel overeenstemt met de taal van het taalgebied waarin hij woonachtig is.


Der Gesetzgeber konnte vernünftigerweise davon ausgehen, dass faktisch Zusammenwohnende sich bewusst dafür entschieden haben, nicht eine der zwei gesetzlich geregelten Formen des Zusammenwohnens zu wählen, nämlich die Ehe und das gesetzliche Zusammenwohnen.

De wetgever kon redelijkerwijs ervan uitgaan dat de feitelijk samenwonenden bewust ervoor gekozen hebben niet te opteren voor een van de twee wettelijk geregelde vormen van samenwoning, het huwelijk en de wettelijke samenwoning.


Der Gesetzgeber konnte vernünftigerweise davon ausgehen, dass eine Kündigungsmöglichkeit zugunsten faktischer Vereinigungen, mit denen der Erwerber auf die eine oder andere Weise eine « enge Verbindung » hätte, zu Missbrauch Anlass geben - eine faktische Vereinigung besitzt nämlich keine Rechtspersönlichkeit und jederzeit auf informelle Weise gegründet werden - und seine Zielsetzung bezüglich des Schutzes des Handelsgeschäfts beeinträchtigen könnte.

De wetgever vermocht redelijkerwijze ervan uit te gaan dat een opzeggingsmogelijkheid ten voordele van feitelijke verenigingen waarmee de verkrijger op één of andere manier een « nauwe band » zou hebben, aanleiding zou kunnen geven tot misbruiken - een feitelijke vereniging heeft immers geen rechtspersoonlijkheid en kan te allen tijde op een informele wijze worden opgericht - en afbreuk zou kunnen doen aan de door hem nagestreefde doelstelling betreffende de bescherming van de handelszaak.


Einerseits konnte nämlich vernünftigerweise davon ausgegangen werden, dass das Fehlen einer solchen Massnahme das Uberleben der betroffenen Lehranstalten bedrohen konnte - was die in B.4.3 erwähnte Zielsetzung allgemeinen Interesses darstellt -, während der Umstand, dass diese Anstalten in ernsthafte finanzielle Schwierigkeiten gebracht werden, für das Recht auf Unterricht eine viel grössere Beeinträchtigung darstellen könnte als Artikel 1 für die Zielsetzung, allmählich die Unentgeltlichkeit dieses Unterrichts zu gewährleisten.

Er kon immers, enerzijds, redelijkerwijs worden geoordeeld dat de ontstentenis van een dergelijke maatregel het voortbestaan van de onderwijsinstellingen waarop hij betrekking heeft, kon bedreigen - wat het doel van algemeen belang vormt waarnaar in B.4.3 wordt verwezen -, terwijl het in ernstige financiële moeilijkheden brengen van die instellingen van dien aard zou kunnen zijn dat het recht op onderwijs in grotere mate zou worden aangetast dan de mate waarin artikel 1 afbreuk doet aan de doelstelling om de kosteloosheid van dat onderwijs geleidelijk te verzekeren.


Auch wenn in dem obengenannten Gesetz, und zwar in seinem Kapitel V, keine spezifische Verjährungsfrist für die Beanstandungen bezüglich Artikel 73 vorgesehen ist, muss doch vernünftigerweise davon ausgegangen werden, dass der Gesetzgeber diese Beanstandungen nicht als unverjährbar einordnen wollte und dass diesbezüglich somit die gemeinrechtliche Frist anwendbar war, nämlich die in Artikel 2262bis des Zivilgesetzbuches vorgesehene Frist.

Al heeft de voormelde wet, in hoofdstuk V ervan, geen specifieke verjaringstermijn bepaald voor de betwistingen betreffende artikel 73, toch dient redelijkerwijs te worden aangenomen dat de wetgever die betwistingen niet onverjaarbaar heeft willen maken en dat bijgevolg de termijn van het gemeen recht, namelijk die van artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek, ter zake van toepassing was.


Auch wenn in dem obengenannten Gesetz, und zwar in seinem Kapitel V, keine spezifische Verjährungsfrist für die Beanstandungen bezüglich Artikel 73 vorgesehen ist, muss doch vernünftigerweise davon ausgegangen werden, dass der Gesetzgeber diese Beanstandungen nicht als unverjährbar einordnen wollte und dass somit die gemeinrechtliche Frist im vorliegenden Fall anwendbar ist, nämlich die in Artikel 2262bis des Zivilgesetzbuches vorgesehene Frist.

Al heeft de voormelde wet, in hoofdstuk V ervan, geen specifieke verjaringstermijn bepaald voor de betwistingen betreffende artikel 73, dient redelijkerwijze te worden aangenomen dat de wetgever die betwistingen niet onverjaarbaar heeft willen maken en dat bijgevolg de termijn van het gemeen recht te dezen van toepassing is, namelijk die van artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek.


w