1. Mit der in
der Rechtssache Nr. 5621 gestellten Vorabentscheidungsfrage befragt der Staatsrat den Gerichtshof zur Vereinbarkeit von Artikel 36/24 des Gesetzes vom 22. Februar 1998 « zur Festlegung des Grundlagenstatuts der Belgischen Nationalbank » mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, insofern die fragliche Bestimmung es dem König ermögliche, die Staatsgarantie für die an Gesellschafter, die natürliche Personen seien, erfolgte Erstattung ihres Anteils am Kapital anerkannter Genossenschaften zu gewähren, während diese Bestimmung keine solche Möglichkeit für die an Gesellschafter, die natürliche Personen sind, erfolgte Erstattung
...[+++]ihres Anteils am Kapital einer Gesellschaft, die keine anerkannte Genossenschaft sei, vorsehe.1. Met de prejudiciële vraag ges
teld in de zaak nr. 5621, ondervraagt de Raad van State het Hof over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 36/24 van de wet van 22 februari 1998 « tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België » in zoverre die bepaling de Koning de mogelijkheid biedt de staatswaarborg toe te kennen voor de terugbetaling aan vennoten die natuurlijke personen zijn van hun deel in het kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen, terwijl die bepaling niet voorziet in een dergelijke mogelijkheid van terugbetaling aan vennoten die natuurlijke personen zijn v
...[+++]an hun deel in het kapitaal van een vennootschap die geen erkende coöperatieve vennootschap is.