18. stellt fest, dass das Angebot an einheimischen Energiepflanzen beschränkt ist; betont daher die Notwendigkeit einer obligatorischen sozial- und umweltpolitischen Zertifizierung dieser Biokraftstoffe sowie die Notwendigkeit sicherzustellen, dass sie während ihres gesamten Lebenszyklus eindeutige Auswirkung auf den Klimawandel und die Energieeffizienz haben;
18. erkent dat de inheemse productie van energiegewassen beperkt is; benadrukt derhalve de noodzaak om een verplichte ecologische en sociale certificatie van uit dergelijke gewassen gewonnen biobrandstoffen in te voeren, evenals de noodzaak om erop toe te zien dat hun klimaat- en energiebalans over de gehele levenscyclus positief is;