5. weist darauf hin, dass Freiwilligenarbeit das Risiko der sozialen Ausgrenzung verringert und dass es von größter Bedeutung ist, alle soziale Gruppen – insbesondere Menschen mit Behinderungen – zu derlei Tätigkeiten anzuspornen; macht auf die Notwendigkeit aufmerksam, dass die Freiwilligentätigkeit eine breitere Anerkennung finden muss und ihr weniger Hindernisse jedweder Art in den Weg gestellt werden sollten;
5. wijst erop dat vrijwilligerswerk het gevaar van sociale uitsluiting beperkt en dat het van essentieel belang is om alle sociale groeperingen bij dergelijke activiteiten te betrekken, in het bijzonder mensen met een handicap; wijst erop dat ervoor gezorgd moet worden dat vrijwilligerswerk een bredere erkenning krijgt en minder belemmerd wordt door allerlei obstakels;