« Verstößt Artikel 252 des Einkommensteuergesetzbuches 1992 in der auf die Streitsache vor dem vorlegenden Richter anwendbaren Fassung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insofern er es ermöglicht, dass der Immobiliensteuervorabzug auf die persönlichen Güter der Frau auf den Namen des Mannes festgelegt wird, und nicht umgekehrt, und/oder insofern er nur auf Verheiratete und nicht auf Zusammenwohnende Anwendung findet?
« Schendt artikel 252 WIB 1992, zoals van toepassing op het geding hangende voor de verwijzende rechter, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het toelaat dat de onroerende voorheffing op de persoonlijke goederen van de vrouw mag worden gevestigd op naam van de man en niet omgekeerd en/of in zoverre het enkel van toepassing is op gehuwden en niet op samenwonenden ?