Aus den Vorarbeiten zur fraglichen Bestimmung geht hervor, dass der Gesetzgeber die Personen, die an einer schweren K
rankheit leiden und nicht in ihrem Herkunftsland oder Aufenthaltsland gepflegt werden können, gegen jegliche Gefahr eines Verstosses gegen Artikel 3 der Konvention glaubte schützen zu müssen, indem er für sie ein spezifisches Verfahren vorsah, das sich vom Verfahren des subsidiären Schutzes, so wie es in Artikel 48/4 des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 vorgesehen ist, unterscheidet, weil die mit dessen Gewährung beauftragten Behörd
en nicht die Mittel haben, selbst ...[+++] die Bedingungen bezüglich des Gesundheitszustands der Antragsteller zu beurteilen, um nicht « die Möglichkeit der betreffenden Ausländer, den subsidiären Schutzstatus zu beanspruchen und zu geniessen, zu beeinträchtigen » (Parl. Dok., Kammer, 2005-2006, DOC 51-2478/001, SS. 10 und 11).
Uit de parlementaire voorbereiding van de in het geding zijnde bepaling blijkt dat de wetgever heeft geoordeeld dat de personen die aan een ernstige z
iekte lijden en die niet in hun land van herkomst of het land waar zij verblijven kunnen worden verzorgd, moesten worden behoed voor het risico van schending van artikel 3 van het Verdrag, door voor hen een specifieke procedure in te voeren die verschilt van de procedure tot subsidiaire bescherming bedoeld in artikel 48/4 van de wet van 15 december 1980, omdat
de autoriteiten die belast zijn met de toekenn ...[+++]ing van die subsidiaire bescherming niet de middelen hebben om zelf de voorwaarden betreffende de gezondheidstoestand van de aanvragers te beoordelen, en dat om « geen afbreuk [te doen] aan de mogelijkheid voor de bedoelde vreemdelingen om het statuut van subsidiaire bescherming in te roepen en te genieten » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2478/001, pp. 10 en 11).