« het tweede objectief is de deelneming aan de aldus gedefinieerde criminele organisaties strafbaar te stellen. Het komt erop aan pers
onen te bestraffen, niet omwille van hun persoonlijke deelname aan misdrijven of hun persoonlijke bedoeling misdrijven te plegen, maar omwille v
an hun lidmaatschap zelf van de criminele organisaties, zoals omschreven door de wet, of omwille van hun deelname aan geoorloofde activiteiten van deze criminele organisaties, of nog omwille van hun deelname aan de besluitvorming binnen deze organisaties. Hierdo
...[+++]or wordt het mogelijk personen te bestraffen die thans meestal buiten schot blijven, ondanks het feit dat hun bijdrage tot de criminele organisaties essentieel kan zijn voor de ontwikkeling van de al dan niet geoorloofde activiteiten van deze laatste. Het beslissend criterium voor de strafbaarheid ligt in de kennis die de persoon heeft van de criminele aard van de organisatie waartoe hij behoort of aan wiens activiteiten hij deelneemt » (Parl. St., Kamer, 1996-1997, nr. 954/1, pp. 1-2; ibid., nr. 954/17, p. 3, en analoog, Parl. St., Senaat, 1997-1998, nr. 1-662/4, p. 3).