5. stellt fest, dass die Mitgliedstaaten entschlossen sind, die Ersetzung der bestehenden bilateralen Investitionsabkommen zu akzeptieren unter der Voraussetzung, dass sich die neuen bilateralen Investitionsabkommen auf gleichwertige oder bessere Vertragsbedingungen stützen; ist der Ansicht, dass gewährleistet werden sollte, dass neue BIT nicht im Widerspruch zu übergeordneten Grundsätzen der EU wie der Achtung der Menschenrechte stehen; ist der Auffassung, dass sich solche BIT auf die „bewährten Praktiken“ der Mitgliedstaaten stützen sollten;
5. constateert dat de lidstaten de vervanging van de bestaande bilaterale investeringsverdragen onvoorwaardelijk toejuichen mits de nieuwe verdragen op gelijke of betere voorwaarden gebaseerd zijn; er dient voor gezorgd te worden dat de nieuwe bilaterale investeringsverdragen stroken met fundamentele EU-beginselen als de eerbiediging van de mensenrechten; is van oordeel dat dergelijke bilaterale investeringsverdragen gebaseerd moeten zijn op de "beste praktijken" van de lidstaten;