Vertaling van "neu formulierten fassung betreffe nicht " (Duits → Nederlands) :

(1) Abweichend von Artikel 3 Absatz 2 müssen gemäß der Verordnung (EG) Nr. 1272/2008 eingestufte, gekennzeichnete und verpackte Stoffe gemäß Artikel 1, die vor dem 1. Juni 2015 in Verkehr gebracht werden, bis zum 31. Dezember 2015 nicht gemäß der Verordnung (EG) Nr. 1272/2008 in der durch die vorliegende Verordnung geänderten Fassung neu gekennzeichnet und neu verpackt werden.
1. In afwijking van artikel 3, tweede alinea, hoeven onder artikel 1 vallende stoffen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt en vóór 1 juni 2015 in de handel zijn gebracht, tot 31 december 2015 niet geheretiketteerd en omverpakt te worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, zoals gewijzigd bij deze verordening.

(2) Abweichend von Artikel 3 Absatz 2 müssen gemäß der Richtlinie 1999/45/EG des Europäischen Parlaments und des Rates oder gemäß der Verordnung (EG) Nr. 1272/2008 eingestufte, gekennzeichnete und verpackte Gemische gemäß Artikel 1, die vor dem 1. Juni 2015 in Verkehr gebracht werden, bis zum 31. Dezember 2015 nicht gemäß der Verordnung (EG) Nr. 1272/2008 in der durch die vorliegende Verordnung geänderten Fassung neu gekennzeichnet und neu verpackt werden.
2. In afwijking van artikel 3, tweede alinea, hoeven onder artikel 1 vallende mengsels die overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad of Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt en vóór 1 juni 2015 in de handel zijn gebracht, tot 31 december 2015 niet geheretiketteerd en omverpakt te worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, zoals gewijzigd bij deze verordening.

Die Bestimmung in der von der Kommission formulierten Fassung ist irreführend, da nicht klar ist, woher die Beiträge der EU kommen.
De door de Commissie voorgestelde tekst is misleidend aangezien niet duidelijk is waar de bijdragen van de EU vandaan komen.

Die präjudizielle Frage in der von der klagenden Partei neu formulierten Fassung betreffe nicht die unmittelbare Prüfung von Artikel 21 Absatz 2 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat anhand des Artikels 6.1 der Europäischen Menschenrechtskonvention.
De prejudiciële vraag, zoals zij werd geherformuleerd door de verzoekende partij, betreft niet de vraag tot rechtstreekse toetsing van artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State aan artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

G. mit der Feststellung, dass dieser Beitrag im Rahmen der neu formulierten Kohäsionspolitik, die ihren Niederschlag in der Aufstellung des spezifischen Programms zum Ausgleich der Mehrkosten und des Aktionsplan für das größere nachbarschaftliche Umfeld gefunden hat, nicht ausreicht,
G. opmerkende dat de bijdrage in het kader van het herziene cohesiebeleid niet volstaat, aangezien deze beperkt blijft tot de oprichting van het specifieke programma ter compensatie van de extra kosten en het actieplan voor het grote nabuurschap,

Der Verfasser der Stellungnahme ist deshalb der Auffassung, dass der Absatz zu dem als finanzieller Bezugsrahmen dienenden Betrag für "Drittländer" nicht in der von der Kommission formulierten Fassung angenommen werden sollte, da damit die Gefahr bestehen würde, dass die Initiative für Menschenrechte in einer Höhe festgeschrieben wird, die nicht den Möglichkeiten im Haushalt entspricht.
De rapporteur is dan ook van mening dat de paragraaf over het financiële referentiebedrag voor "derde landen" in de vorm zoals door de Commissie voorgesteld, niet moet worden goedgekeurd omdat dit zou betekenen dat het mensenrechteninitiatief op een niveau zou worden 'vastgezet' dat niet overeenkomt met de begrotingsmogelijkheden.

Die Regierung der Region Brüssel-Hauptstadt legt ebenfalls Einspruch gegen den Standpunkt des Ministerrates ein, dass der Hof trotzdem den zweiten Klagegrund in der neu formulierten Fassung des Ministerrates prüfen müsse.
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering verzet zich eveneens tegen het standpunt van de Ministerraad dat het Hof niettemin het tweede middel, zoals geherformuleerd door de Ministerraad, moet onderzoeken.

2. Das Gesetz vom 3. Juli 1967 über die Vorbeugung von oder den Schadenersatz für Arbeitsunfälle, Wegeunfälle und Berufskrankheiten im öffentlichen Sektor in der vor dem 25. November 1998 geltenden Fassung verstösst nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, wenn es dahingehend ausgelegt wird, dass das Opfer eines Arbeitsunfalls, wenn die bleibende Arbeitsunfähigkeit sich so sehr verschlimmert, dass es zeitweilig nicht mehr das Amt ausüben kann, in das es neu eingegliedert wurde, Anspruch auf eine Entschädigung hat, die vergleichbar ist mit der für diese Arbeitsunfähigkeit in Artikel 3bis dieses Gesetzes vorgesehenen Entschädigung.
2. De wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, zoals van kracht vóór 25 november 1998, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, in de interpretatie dat het slachtoffer van een arbeidsongeval, indien de blijvende arbeidsongeschiktheid zodanig verergert dat hij de functie waarin hij gereclasseerd werd, tijdelijk niet meer kan uitoefenen, recht heeft op een vergoeding zoals voor die arbeidsongeschiktheid is bepaald in artikel 3bis van die wet.

« Verstösst das Gesetz vom 3. Juli 1967 über den Schadenersatz für Arbeitsunfälle, Wegeunfälle und Berufskrankheiten im öffentlichen Sektor in der vor dem 25. November 1998 geltenden Fassung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, wenn es dahingehend ausgelegt wird, dass das Opfer eines Arbeitsunfalls, wenn die bleibende Arbeitsunfähigkeit sich so sehr verschlimmert, dass es zeitweilig nicht mehr das Amt ausüben kann, in das es neu eingegliedert wurde, keinen Anspruch auf eine Entschädigung wie vor dieser bleibenden Arbeitsunfähigkeit im Sinne von Artikel 3bis dieses Gesetzes hat, während unter den gleichen Umständen das Opfer, auf das das Gesetz vom 10. April 1971 über die Arbeitsunfälle anwendbar ist, im Privatsektor sehr wohl Anspruch auf eine solche, in Artikel 25 dieses Gesetzes vorgesehene Entschädigung hat?"
« Schendt de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, zoals van kracht vóór 25 november 1998, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de lezing dat het slachtoffer van een arbeidsongeval, indien de blijvende arbeidsongeschiktheid zodanig verergert dat hij de functie, waarin hij gereclasseerd werd, tijdelijk niet meer kan uitoefenen, geen recht heeft op een vergoeding zoals vóór die blijvende arbeidsongeschiktheid in artikel 3bis van die wet bepaald, terwijl in gelijke omstandigheden het slachtoffer dat onder toepassing valt van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 in de particuliere sector wel recht heeft op een dergelijke, in artikel 25 van die wet bepaalde, vergoeding ?"

Die präjudizielle Frage bezieht sich auf den eventuellen Verstoss gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung durch das Gesetz vom 3. Juli 1967 über die Vorbeugung von oder den Schadenersatz für Arbeitsunfälle, Wegeunfälle und Berufskrankheiten im öffentlichen Sektor, wenn dieses Gesetz - in der vor dem 25. November 1998 geltenden Fassung - dahingehend ausgelegt wird, dass das Opfer eines Arbeitsunfalls keinen Anspruch hat auf Angleichung seiner Entschädigung, wenn die bleibende Arbeitsunfähigkeit sich so sehr verschlimmert, dass es zeitweilig nicht mehr das Amt ausüben kann, in das es neu eingegliedert wurde.
De prejudiciële vraag betreft de eventuele schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, indien die wet, zoals van kracht vóór 25 november 1998, zo wordt gelezen dat het slachtoffer van een arbeidsongeval geen recht heeft op aanpassing van zijn vergoeding wanneer de blijvende arbeidsongeschiktheid zodanig verergert dat hij de functie waarin hij gereclasseerd werd, tijdelijk niet meer kan uitoefenen.