(2) Jeder Mitgliedstaat gibt im IMI neben den akzeptierten Sprachen an, für welche Dokumente seine zuständigen Behörden in ihrer Funktion als zuständige Behörden des Aufnahmemitgliedstaats einfache oder beglaubigte Übersetzungen vom Antragsteller gemäß den Absätzen 3 und 4 fordern, und übermittelt diese Informationen über das IMI den anderen Mitgliedstaaten.
2. Elke lidstaat vermeldt in het IMI voor welke soorten documenten zijn bevoegde autoriteiten, wanneer zij optreden als de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat, gewone of beëdigde vertalingen verlangen van de aanvrager overeenkomstig de leden 3 en 4 en welke talen zij aanvaarden, en stelt de andere lidstaten daarvan in kennis via het IMI.