(1) Die Mitgliedstaaten können unter Beachtung der internationalen Übereinkommen und nach Maßgabe der Grundprinzipien und Garantien nach Kapitel II Verfahren festlegen, um an der Grenze oder in Transitzonen des Mitgliedstaates über an diesen Orten gestellte Asylanträge zu entscheiden.
1. De lidstaten kunnen procedures invoeren om, met eerbiediging van de internationale verdragen en overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen van hoofdstuk II, aan de grens of in transitzones van de lidstaten een beslissing te nemen over asielverzoeken die aldaar worden ingediend.