25. unterstreicht, dass die obligatorische Kofinanzierung, die eine Höchstgrenze für die Aufnahme der genehmigten Mittel festlegt, weitgehend die Weiterentwicklung der Politik der ländlichen Entwicklung bremst; ist der Auffassung, dass sich diese Situation mit der Erweiterung um ärmere Länder zu verschärfen droht, und dass es in diesem Fall zweckmäßig ist, den Anteil der nationalen Beiträge im System der Kofinanzierung zu reduzieren;
25. onderstreept dat de verplichte cofinanciering de opname van de beschikbare kredieten beperkt en daardoor een grote rem vormt op de evolutie van het plattelandsontwikkelingsbeleid; is van mening dat deze situatie dreigt te verslechteren na de uitbreiding met minder welvarende landen; meent verder dat in dat geval het aandeel van de nationale bijdragen in het medefinancieringsstelsel moet worden verlaagd;
