Herr Präsident, alle – die Jugendlichen ebenso wie die Rentner – haben mich gefragt, und ich frage mich das auch selbst: Sollen die Älteren den Jungen etwas geben oder sind es nicht vielmehr die Jungen, die den Älteren etwas geben sollten?
Mijnheer de Voorzitter, iedereen, oud en jong, heeft mij de vraag gesteld die ik ook mijzelf stel: zijn het de ouderen die moeten geven aan de jongeren of zijn het daarentegen de jongeren die moeten geven aan de ouderen?