Traduction de «metern jeglichem » (Allemand → Néerlandais) :

b) alleinstehende tote oder lebende einheimische Laubbäume, die in einer Entfernung von mehr als 10 Metern von jeglichem anderen Baum oder Hain oder jeglicher Hecke oder Baumhecke stehen, die einen Umfang von mindestens 40 cm, gemessen auf einer Höhe von 1 m 30, aufweisen;
b) alleenstaande bomen, dood of levend, van een inheemse loofsoort, gelegen op meer dan 10 meter van elke andere boom, heg, bosstrook of bosje, waarvan de omtrek van de stam, gemeten op een hoogte van 1,30 meter, gelijk is aan 40 centimeter of meer;

c) einheimische Büsche und Sträucher von Laubbaumarten, die in einer Entfernung von mehr als 10 Metern befinden von jeglichem anderen Baum oder Hain oder jeglicher Hecke oder Baumhecke stehen, der bzw. die eine Höhe von mehr als 1,5 Meter aufweist;
c) bosjes en struiken van een inheemse loofsoort gelegen op meer dan 10 meter van elke andere boom, heg, bosstrook of bosje, met een hoogte van meer dan 1,5 meter;

d) Haine von weniger als 4 Ar, die in einer Entfernung von mehr als 10 Metern von jeglichem anderen Baum, alleinstehenden Strauch oder jeglicher Hecke oder Baumhecke stehen;
d) bosjes kleiner dan 4 are gelegen op meer dan 10 meter van elke andere alleenstaande boom, struik, bosstrook of heg;

e) die wesentlichen Landschaftsbilder, wie beispielsweise die prägenden Elemente des Reliefs, die Höhenlinien, die Vegetation, einschliesslich des Vorhandenseins von bemerkenswerten Bäumen oder Hecken im Sinne des Artikels 266, das Vorhandensein von Wasserläufen oder von jeglichem anderen prägenden Element der Landschaft auf dem betroffenen Gut in einem Umkreis von 100 Metern von ihm entfernt;
e) de voornaamste krachtlijnen van het landschap zoals de opmerkelijke reliëfelementen, de niveaukrommen, de vegetatie, met inbegrip van de aanwezigheid van bomen of van waardevolle hagen in de zin van artikel 266, de aanwezigheid van waterlopen of van elk ander opmerkelijk landschapselement op bedoeld goed en binnen een straal van 100 meter ervan;

- b) alleinstehende tote oder lebende einheimische Laubbäume, -sträucher oder Büsche, die in einer Entfernung von mehr als 10 Metern von jeglichem anderen Baum, Busch oder jeglicher Hecke oder Baumhecke stehen, die einen Umfang von mindestens 40 cm, gemessen auf einer Höhe von 1 M 30, aufweisen;
- b) alleenstaande bomen, dood of levend, van een inheemse loofsoort, gelegen op meer dan 10 meter van elke andere boom, heg, bosstrook of bosje, met een omtrek hoger of gelijk aan 40 centimeter op 1,30 meter hoogte;