32. erinnert daran, dass die Mitgliedstaaten dafür sorgen müssen, dass ihre Geheimdienste rechtmäßig und unter voller Einhaltung der Verträge und der Charta handeln; fordert die Mitgliedstaaten in diesem Zusammenhang auf, dafür zu sorgen, dass die nationalen Rechtsvorschriften das Sammeln und Auswerten personenbezogener Daten (einschließlich der sogenannten Metadaten) nur dann gestatten, wenn die betroffene Person ihre Einwilligung erteilt hat oder zuvor auf der Grundlage eines begründeten Straftatverdachts gegen die Zielperson eine entsprechende gerichtliche Anordnung ergangen ist;
32. herinnert eraan dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat hun inlichtingendiensten binnen de wet opereren en de Verdragen en het Handvest volledig in acht nemen; verzoekt de lidstaten in dit verband ervoor te zorgen dat nationale wetgeving de verzameling en analyse van persoonsgegevens (met inbegrip van zogeheten metadata) alleen toestaat met instemming van de betrokkene of op basis van een gerechtelijk bevel dat is afgegeven op grond van een redelijk vermoeden dat het doelwit is betrokken bij een criminele activiteit;
