Der dritte Klagegrund bemängelt, dass die angefochtenen Bestimmungen zur Berechnung der Verringerung des Kohlendioxidausstosses durch die Technik der Elektrizitätserzeugung, die verlangt wird, um als « grüner Strom » bezeichnet zu werden, die Menge Kohlendioxid berücksichtige, die vom gesamten Erzeugungsverfahren erzeugt werde (Artikel 2 5°), was beinhalte, dass « in einer hybriden Anlage [.] die gesamten Emissionen der Anlage berücksichtigt [werden] » (Artikel 38 § 2 Absatz 3 letzter Satz).
In het derde middel wordt als grief tegen de bestreden bepalingen aangevoerd dat voor de berekening van de koolstofdioxide-emissiebesparing die wordt opgewekt door de techniek voor elektriciteitsproductie, welke besparing vereist is om de kwalificatie van « milieuvriendelijke elektriciteit » te krijgen, rekening wordt gehouden met de hoeveelheid koolstofdioxide die door het volledige productieprocédé wordt aangemaakt (artikel 2, 5°), wat impliceert dat « in een hybridische installatie [.] rekening [wordt] gehouden met alle emissies van de installatie » (artikel 38, § 2, derde lid, laatste zin).