Die präjudizielle Frage beruht insbesondere auf der Feststellung, dass die Aufzählungen der raumordnerisch gefährdeten Gebiete in Artikel 145bis § 1 Absatz 4 einerseits und in Artikel 146 Absatz 4 andererseits nicht mehr identisch seien infolge der Streichung - nur in der erstgenannten Bestimmung - der Wörter « besonders wertvolle Agrargebiete » durch Artikel 3 des Dekrets vom 22. April 2005.
De prejudiciële vraag is inzonderheid gegrond op de vaststelling dat de opsommingen van de ruimtelijk kwetsbare gebieden in artikel 145bis, § 1, vierde lid, enerzijds, en in artikel 146, vierde lid, anderzijds, niet meer identiek zijn ten gevolge van de schrapping - enkel in de eerst vermelde bepaling - van de woorden « agrarische gebieden met bijzondere waarde » bij artikel 3 van het decreet van 22 april 2005.