Art. 40 - Die Bezeichnung zur Ausübung einer höheren Funktion kann für die Stellen des Dienstrangs A3 von nicht einem Mandat unterliegenden Generalinspektoren sowie für die Führungsstellen der Dienstränge A5, B1 und C1 erfolgen.
Art. 55. De aanwijzing voor de uitoefening van hogere functies kan verricht worden voor de betrekkingen van rang A3 als niet aan een mandaat onderworpen inspecteurs-generaal, A4 evenals voor de staffuncties van de rangen A5, B1 en C1.