Traduction de «letzteres könnte angesichts » (Allemand → Néerlandais) :

Letzteres könnte angesichts der für diese Infrastruktur typischen langen Investitionszyklen und Lebensdauer nicht nur dazu führen, dass die Effizienz auf der Strecke bleibt und man in die Sackgasse einer zu starken Ausrichtung auf fossile Brennstoffkapazitäten gerät, die in der nachhaltigen EU-Wirtschaft der Zukunft nicht mehr benötigt werden, sondern wäre auch wirtschaftlich ineffizient und würde zusätzliche Kosten verursachen.
Dit laatste zou – gezien de lange investeringstermijnen en levensduur van dergelijke infrastructuur – niet alleen leiden tot inefficiëntie en een situatie waarin overschakeling op andere energiebronnen moeilijk is omdat er een overcapaciteit is voor fossiele brandstoffen, die overbodig is in een toekomstige duurzame EU-economie, maar ook economisch inefficiënt zijn en extra kosten met zich meebrengen.

M. in der Erwägung, dass die Kommission vor diesem Hindergrund und als Demonstration ihres angeblichen „Realismus“ fünf Ziele für die neue Strategie EU 2020 vorgeschlagen hat, in der Erwägung, dass sich diese Ziele zum größten Teil auf die ehemaligen Ziele der Lissabon-Strategie gründen, in der Erwägung, dass sich der Europäische Rat auf seinem Frühjahrsgipfel nicht auf Ziele in den Bereichen Schulabbrecher, Hochschulwesen, Verringerung der Armut und der gesellschaftlichen Ausgrenzung einigen konnte, und in der Erwägung, dass Letzteres sehr verwunderlich ist, angesichts der von den Regierungen der Mitgliedstaaten und vom Rat eifrig beschworenen Notwendigkeit, in Menschen und Kompetenzen zu investieren und im Europäischen Jahr zur Bekämpfung von Armut 2010 entschlossen gegen die Armut vorzugehen,
M. overwegende dat de Commissie tegen deze achtergrond als bewijs van haar vermeende "realisme" vijf doelstellingen voor de EU-2020-strategie heeft voorgesteld; dat deze doelstellingen voor een groot gedeelte stoelen op de oude doelstellingen van de Lissabon-strategie; dat de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad geen overeenstemming kon bereiken over de doelstellingen op de gebieden schooluitval, hoger onderwijs, armoedebestrijding en sociale uitsluiting; dat dit opvallend is in het licht van de vlammende betogen van nationale regeringen en de Raad over de noodzaak om in mensen en vaardigheden te investeren en het krachtdadig aanpakken van de armoede in het kader van het Europees Jaar tegen de armoede 2010,

« Ist Artikel 35 letzter Absatz des Gesetzes vom 27. Juni 1969 insofern, als er neben der Strafsanktion sensu stricto die Verurteilung zur Bezahlung der Beiträge, Beitragszuschläge und Verzugszinsen, die nicht überwiesen worden sind, an das Landesamt für Soziale Sicherheit, die von Amts wegen verhängte Verurteilung des Arbeitgebers zur Bezahlung einer Vergütung, die dem Dreifachen der hinterzogenen Beiträge entspricht, mit einem Mindestbetrag von 51 000 Franken, vorsieht, diskriminierend angesichts der Artikel 10 und 11 der Verfassung, im Verhältnis zur Situation jedes anderen Angeschuldigten, der auf strafrechtlicher Ebene sensu stricto verurteilt werden kann, sowie zur Verpflichtung, die schädigenden Folgen der Straftat wiedergutzumachen, insofern diese zusätzliche Verurteilung, die als ' Massnahme zivilrechtlicher Art ' bezeichnet wird, obwohl sie nicht die Wiedergutmachung eines wirklichen Nachteils darstellt und während sie zur Repressivwirkung der Bestimmung beiträgt, nicht unter die Anwendung von Artikel 65 des Strafgesetzbuches, falls eine strengere Strafe für eine andere Übertretung zur Anwendung gebracht werden sollte, und der Artikel 1, 3, 6 und 8 des Gesetzes vom 29. Juni 1964 fallen könnte?
« Is artikel 35, laatste lid, van de wet van 27 juni 1969, doordat het, naast de strafrechtelijke sanctie sensu stricto, voorziet in de veroordeling tot de betaling, ten bate van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, van de bijdragen, bijdrageopslagen en verwijlintresten die niet werden gestort, de veroordeling ambtshalve van de werkgever tot de betaling van een vergoeding gelijk aan het drievoud van de ontdoken bijdragen met een minimumbedrag van 51 000 frank, discriminerend ten aanzien van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in verhouding tot de situatie van elke andere beklaagde die kan worden veroordeeld op het strafrechtelijk vlak sensu stricto en tot de verplichting om de schadelijke gevolgen van het strafbaar feit te herstellen, in zoverre die bijkomende veroordeling, die als ` maatregel van burgerlijke aard ' wordt gekwalificeerd hoewel zij niet een reëel nadeel herstelt en terwijl zij bijdraagt tot het repressieve aspect van de bepaling, niet zou kunnen vallen onder de toepassing van artikel 65 van het Strafwetboek, in het geval waarin een strengere straf zou moeten worden toegepast voor een andere overtreding, alsmede van de artikelen 1, 3, 6, 8 van de wet van 29 juni 1964 ?

« Ist Artikel 35 letzter Absatz des Gesetzes vom 27. Juni 1969 insofern, als er neben der Strafsanktion sensu stricto die Verurteilung zur Bezahlung der Beiträge, Beitragszuschläge und Verzugszinsen, die nicht überwiesen worden sind, an das Landesamt für Soziale Sicherheit, die von Amts wegen verhängte Verurteilung des Arbeitgebers zur Bezahlung einer Vergütung, die dem Dreifachen der hinterzogenen Beiträge entspricht, mit einem Mindestbetrag von 51.000 Franken, vorsieht, diskriminierend angesichts der Artikel 10 und 11 der Verfassung, im Verhältnis zur Situation jedes anderen Angeschuldigten, der auf strafrechtlicher Ebene sensu stricto verurteilt werden kann, sowie zur Verpflichtung, die schädigenden Folgen der Straftat wiedergutzumachen, insofern diese zusätzliche Verurteilung, die als « Massnahme zivilrechtlicher Art » bezeichnet wird, obwohl sie nicht die Wiedergutmachung eines wirklichen Nachteils darstellt und während sie zur Repressivwirkung der Bestimmung beiträgt, nicht unter die Anwendung von Artikel 65 des Strafgesetzbuches, falls eine strengere Strafe für eine andere Übertretung zur Anwendung gebracht werden sollte, und der Artikel 1, 3, 6 und 8 des Gesetzes vom 29. Juni 1964 fallen könnte?
« Is artikel 35, laatste lid, van de wet van 27 juni 1969, doordat het, naast de strafrechtelijke sanctie sensu stricto, voorziet in de veroordeling tot de betaling, ten bate van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, van de bijdragen, bijdrageopslagen en verwijlintresten die niet werden gestort, de veroordeling ambtshalve van de werkgever tot de betaling van een vergoeding gelijk aan het drievoud van de ontdoken bijdragen met een minimumbedrag van 51.000 frank, discriminerend ten aanzien van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in verhouding tot de situatie van elke andere beklaagde die kan worden veroordeeld op het strafrechtelijk vlak sensu stricto en tot de verplichting om de schadelijke gevolgen van het strafbaar feit te herstellen, in zoverre die bijkomende veroordeling, die als « maatregel van burgerlijke aard » wordt gekwalificeerd hoewel hij niet een reëel nadeel herstelt en terwijl zij bijdraagt tot het repressieve aspect van de bepaling, niet zou kunnen vallen onder de toepassing van artikel 65 van het Strafwetboek, in het geval waarin een strengere straf zou moeten worden toegepast voor een andere overtreding, alsmede van de artikelen 1, 3, 6, 8 van de wet van 29 juni 1964 ?