Der Hof wird gebeten, über die Vereinbarkeit von Artikel 39bis des Gesetzes vom 24. Juli 1987 « über die zeit
weilige Arbeit, die Leiharbeit und die Arbeitnehmerüberlassung » - in Verbindung mit Artikel 19 Absätze 1 und 3 desselben Gesetzes - mit dem Legalitätsprinzip in Strafsachen, das durch die Artikel 12 Absatz 2 und 14 der Verfassung sowie durch Artikel 7 der Europäischen Menschenrechtskonvention gewährleistet wird, insofern der Wortlaut der fraglichen Bestimmungen es nicht ermöglichen würde, zu dem Zeitpunk
t, wo ein Verhalten angenommen wird, zu wissen, ob ...[+++] dieses Verhalten strafbar ist oder nicht, zu befinden.Het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 39bis van de wet van 24 juli 1987 « betref
fende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers » - in samenhang gelezen met artikel 19, eerste en derde lid, van dezelfde wet - met het wettigheidsbeginsel in strafzaken, zoals gewaarborgd bij de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet en bij artikel 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de bewoordingen van de in het geding zijnde bepalingen het niet mogelijk maken om, op het ogenblik d
at een ged ...[+++]rag wordt aangenomen, te weten of dat gedrag al dan niet strafbaar is.