Die Vermutung des Leerstehens kann jedoch widerlegt werden, wenn der Eigentümer oder der Inhaber von dinglichen Rechten diesen Zustand durch seine Lage oder die Lage seines Mieters rechtfertigen kann (Artikel 18 § 2) oder wenn er als natürliche Person seinen Wohnsitz in dem Gebäude hat (Artikel 18 § 3).
Het vermoeden van leegstand kan echter worden weerlegd als de eigenaar of de houder van een zakelijk recht voor die situatie een verantwoording kan geven, gesteund op zijn toestand of die van de huurder (artikel 18, § 2), of als hij in het gebouw als natuurlijke persoon gedomicilieerd is (artikel 18, § 3).