(3) Im Sinne von Artikel 30 Absatz 2 Buchstabe c der Grundverordnung gelten als „ökologische Aquakultur“ die Aquakulturtätigkeiten, bei denen Wasserlebewesen nach dem Verfahren des ökologischen Landbaus im Sinne von Artikel 2 der Verordnung (EWG) Nr. 2092/91 (17) des Rates gezüchtet werden, die entsprechend gekennzeichnet sind.
3. Voor de toepassing van artikel 30, lid 2, onder c), van de basisverordening wordt onder „biologische aquacultuur” verstaan: aquacultuuractiviteiten die gekweekte aquatische soorten opleveren overeenkomstig de biologische productiemethode in de zin van artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad (17) en waarop een aanduiding in die zin is aangebracht.