Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «kürzere verjährungsfrist vorgesehen » (Allemand → Néerlandais) :

Befragt wird der Gerichtshof zur Vereinbarkeit von Artikel 2277 des Zivilgesetzbuches mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, wenn diese Bestimmung dahin ausgelegt werde, dass die darin vorgesehene kürzere Verjährungsfrist nicht auf die Nutzungsentschädigungen aufgrund von Artikel 577-2 §§ 3 und 5 des Zivilgesetzbuches anwendbar wäre, « insbesondere insofern kein Kapital gefordert wird, sondern monatliche Entschädigungen, was zur Folge hat, dass die Forderung nach einer gewissen Zeit zu einem Kapital wird ».

Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, wanneer het in die zin wordt geïnterpreteerd dat de kortere verjaringstermijn waarin het voorziet, niet van toepassing zou zijn op benuttingsvergoedingen gebaseerd op artikel 577-2, §§ 3 en 5, van het Burgerlijk Wetboek, « met name in zoverre geen kapitaal wordt gevorderd, maar maandelijkse vergoedingen, wat tot gevolg heeft dat de schuldvordering na zekere tijd een kapitaal wordt ».


Nur für die außervertragliche Haftung wurde innerhalb der absoluten Verjährungsfrist eine kürzere Frist von fünf Jahren vorgesehen, die ab dem Tag nach demjenigen läuft, an dem der Geschädigte von dem Schaden oder von dessen Verschlimmerung und von der Identität der dafür haftenden Person Kenntnis bekommen hat (Artikel 2262bis § 1 Absatz 2 des Zivilgesetzbuches).

Alleen voor de buitencontractuele aansprakelijkheid werd binnen de absolute verjaringstermijn voorzien in een kortere termijn van vijf jaar, die begint te lopen op de dag volgend op die waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade of van de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon (artikel 2262bis, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek).


Eine Verjährungsfrist von zehn Jahren, wie sie in Artikel 91 Absatz 2 vorgesehen ist, widerspricht Artikel 45 des Vorschlags, dem zufolge die Wirtschaftsbeteiligten Unterlagen im Zusammenhang mit Zollverfahren während eines Zeitraums aufbewahren müssen, der viel kürzer ist als zehn Jahre („mindestens drei Kalenderjahre“).

Het voorschrijven van een termijn van 10 jaar, zoals gebeurt in artikel 91, lid 2, is in tegenspraak met artikel 45 van het voorstel, dat inhoudt dat marktdeelnemers documenten in verband met douaneverrichtingen veel korter dan 10 jaar dienen te bewaren ("ten minste drie kalenderjaren").


Diese allgemeine Regelung könnte jedoch Probleme aufwerfen, wenn in den einzelstaatlichen Vorschriften eine kürzere Verjährungsfrist vorgesehen ist. In diesem Falle würde es bei Schadensersatzklagen zu Diskriminierungen kommen, da je nachdem, ob die Staatsbürger oder Personen ihren Aufenthalt oder Wohnsitz im gleichen Mitgliedstaat oder in verschiedenen Mitgliedstaaten haben, unterschiedliche Regelungen zur Anwendung kommen würden.

Dit algemene beginsel kan problemen veroorzaken, aangezien in de nationale wetgeving een kortere periode kan gelden, in welk geval er een discriminerend scenario zou kunnen ontstaan wanneer de schadeclaim zich voordoet tussen ingezetenen of andere personen die in hetzelfde land verblijven, of wanneer de zaak betrekking heeft op partijen die in verschillende landen verblijven of hun domicilie hebben.


Da die zehnjährige Verjährungsfrist, die in Artikel 2262bis § 1 Absatz 1 des Zivilgesetzbuches vorgesehen ist, mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar ist, insofern diese Frist für Parkabgaben gilt, braucht nicht geprüft zu werden, ob für Parkabgaben kürzere Verjährungsfristen hätten festgelegt werden müssen, wie es in den in den Artikeln 2271 bis 2277ter des Zivilgesetzbuches vorgesehenen besonderen Fällen gilt.

Vermits de tienjarige verjaringstermijn waarin artikel 2262bis, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek voorziet, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die termijn van toepassing is op parkeerretributies, dient niet te worden onderzocht of voor parkeerretributies kortere verjaringstermijnen zouden dienen te worden vastgesteld, zoals dat geldt voor de bijzondere gevallen waarin de artikelen 2271 tot 2277ter van het Burgerlijk Wetboek voorzien.


w