Im Falle der Nichtigkeitsklagen im Sinne von Artikel 14 dieser Gesetze schreibt Artikel 30 § 1 Absatz 2 vor, dass der König die Verjährungsfristen zum Einreichen der Klagen festlegt und dass diese Fristen mindestens sechzig Tage betragen.
In het geval van de annulatieberoepen bedoeld in artikel 14 van die wetten, vereist artikel 30, § 1, tweede lid, dat de Koning de termijnen van verjaring voor de indiening van de beroepen bepaalt en dat die termijnen minstens zestig dagen bedragen.