Ausserdem verleiht Artikel 6 Absatz 3 des obengenannten Gesetzes vom 5. September 1952 dem König steuerliche Befugnisse, die aufgrund von Artikel 170 und 172 der Verfassung grundsätzlich dem Gesetzgeber vorbehalten sind, so dass eine Bestätigung der durch den König ergriffenen Massnahmen durch den Gesetzgeber im vorliegenden Fall aus den in B.3.2 bis B.3.5 dargelegten Gründen gerechtfertigt ist.
Bovendien verleent artikel 6, derde lid, van de voormelde wet van 5 september 1952 fiscale bevoegdheden aan de Koning die door de artikelen 170 en 172 van de Grondwet in beginsel aan de wetgever zijn voorbehouden, zodat een bekrachtiging door de wetgever van de door de Koning genomen maatregelen te dezen om de in B.3.2 tot B.3.5 vermelde redenen verantwoord is.