Der Rat stellt mit Genugtuung fest, daß die Mitgliedstaaten seit der genannten Tagung - zusätzlich zu den wesentlichen Hilfsmaßnahmen der Gemeinschaft und der Mitgliedstaaten in der Region, in der der überwiegenden Mehrheit der Vertriebenen Schutz gewährt wurde - den Ersuchen des UNHCR insbesondere im Anschluß an dessen Appell vom 30. April 1999 um Unterstützung bei der Schutzgewährung für die Vertriebenen aus dem Kosovo sowohl in der Region selbst als auch über sein humanitäres Evakuierungsprogramm entsprochen haben.
3. De Raad merkt met instemming op dat de lidstaten sinds deze zitting, in aanvulling op de grootscheepse bijstandsverlening van de Gemeenschap en haar lidstaten in de regio, waar de overgrote meerderheid van de personen bescherming is verleend, gehoor hebben gegeven aan de verzoeken van het UNHCR - in het bijzonder na diens oproep om bijstand van 30 april 1999 - om de ontheemden uit Kosovo bescherming te verlenen, zowel in de regio als middels het humanitaire evacuatieprogramma van het UNHCR.