(3) Bei der Hinterlegung der Ratifikations- oder Beitrittsurkunde oder einer Erklärung nach Artikel 61 unterrichtet jeder Vertragsstaat das Ständige Büro der Haager Konferenz für Internationales Privatrecht über die Bestimmung der Zentralen Behörde oder der Zentralen Behörden sowie über deren Kontaktdaten und gegebenenfalls deren Zuständigkeit nach Absatz 2.
3. De verdragsluitende staat stelt het Permanent Bureau van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht in kennis van de aanwijzing van de centrale autoriteit of centrale autoriteiten, hun contactgegevens en, indien van toepassing, de reikwijdte van hun taken zoals omschreven in lid 2, op het tijdstip waarop de akte van bekrachtiging of toetreding wordt nedergelegd of wanneer een verklaring in overeenstemming met artikel 61 wordt afgelegd.