15. hebt hervor, dass die dem Kläger zuerk
annte Entschädigung kompensatorischen Charakter haben und den tatsächlich entstandenen Schaden („damnum emergens“) bzw. erlittenen Verlust („lucrum cessans“) nicht übersteigen sollte, um unrechtmäßige Bereicherung auszuschließen, und der Kapazität des Geschädigten, Schaden oder Verlust zu mindern, Rechnung tragen kann; empfiehlt allerdings, dass es bei Kartellen möglich sein sollte, auf Ermessensbasis Schadenersatz in doppelter Höhe des Schadens zuzusprechen; Antragsteller, die als erste mit den Wettbewerbsbehörden bei Kronzeugenregelungen zusammenarbeiten, sollten nicht gesamtschuldnerisch mit
...[+++] den übrigen Rechtsverletzern haften; Zinsen sollten ab dem Tag der Zuwiderhandlung berechnet werden; 15. wijst erop dat de schadeloosstelling die aan de eiser wordt toegekend van compenserende aard moet zijn en niet hoger moet zijn dan de reële schade ("damnum emergens") en de gederfde winst ("lucrum cessans"), teneinde onrechtmatige verrijking te voorkomen, en dat het werkelijke vermogen van het slachtoffer
om de schade op te vangen in aanmerking kan worden genomen; stelt evenwel voor dat het in het geval van kartels mogelijk zou moeten zijn om op discretionaire basis een schadevergoeding toe te kennen die tweemaal zo groot is als de geleden schade, dat de aansprakelijkheid van de oorspronkelijke aanvrager die met de mededingingsautor
...[+++]iteiten samenwerkt bij clementieregelingen niet gelijk moet worden geacht aan die van de overige inbreukmakers, en dat de rente moet worden berekend vanaf de datum waarop de inbreuk is gepleegd; 
