Befragt wird der Hof schliesslich über die Vereinbarkeit von Artikel 100 Absatz 1 Nr. 1 der koordinierten Gesetze über die Staatsbuchführung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, indem er eine fünfjährige Verjährungsfrist für Klagen aufgrund der ausservertraglichen Haftung des Staates oder der Flämischen Region vorsieht, wenn der Schaden erst nach Ablauf der im vorerwähnten Artikel festgelegten
Frist zum Ausdruck kommt (dritte präjudizielle Frage in der Rechtssache Nr. 4053) oder wenn der Geschädigte nicht über die Identität der für den Schaden haftbaren Per
son Bescheid weiss ( ...[+++]präjudizielle Frage in der Rechtssache Nr. 4068).Het Hof wordt ten slotte ondervraagd over de bestaanbaarheid van artikel 100, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het voorziet in een vijfjarige verjaringstermijn voor vorderingen op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid van de Staat of van het Vlaamse Gewest, wanneer de schade pas na het verstrijken van de in het voormelde artikel bepaalde
termijn tot uiting komt (derde prejudiciële vraag in de zaak nr. 4053) of wanneer de benadeelde nie
...[+++]t op de hoogte is van de identiteit van de persoon die aansprakelijk is voor de schade (prejudiciële vraag in de zaak nr. 4068).