Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «klagenden parteien beim » (Allemand → Néerlandais) :

Der Gerichtshof kann eine gesetzeskräftige Norm einstweilig aufheben, vorausgesetzt, dass deren unmittelbare Ausführung « einen schwer wiedergutzumachenden ernsthaften Nachteil verursachen kann » (Artikel 20 Nr. 1 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989), weshalb die klagenden Parteien das Bestehen des Risikos eines Nachteils nachweisen müssen, also nicht einen Nachteil, der sich bereits verwirklicht hat oder bei dem feststeht, dass er sich beim Inkrafttreten der angefochtenen Bestimmung verwirklichen wird.

Het Hof kan een wetskrachtige norm schorsen op voorwaarde dat de onmiddellijke uitvoering ervan « een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen » (artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989) zodat de verzoekende partijen dus het bestaan moeten aantonen van een risico van een nadeel, en niet een nadeel dat reeds werkelijkheid is geworden of waarvan het zeker is dat het werkelijkheid zal worden bij de inwerkingtreding van de bestreden bepaling.


Die Einbehaltungsentscheidung werde nämlich infolge des Verfahrens, das durch die vor dem vorlegenden Richter klagenden Parteien beim Gericht erster Instanz Lüttich eingeleitet worden sei, um Widerspruch gegen die Steuer in Bezug auf das Steuerjahr 2012 einzulegen, zurückgenommen und/oder widerrufen werden.

De beslissing tot inhouding zal immers worden ingetrokken en/of herroepen ingevolge de procedure die door de eisende partijen voor de verwijzende rechter bij de Rechtbank van eerste aanleg te Luik is ingesteld en die ertoe strekt de belasting met betrekking tot het aanslagjaar 2012 te betwisten.


Außerdem ist festzuhalten, dass insofern, als der Gerichtshof laut dem Begründungsschriftsatz der klagenden Parteien gebeten wird, « im Wege der Vorabentscheidung » über Artikel 39 § 2 Nr. 2 des EStGB 1992 zu befinden, Vorabentscheidungsfragen aufgrund von Artikel 142 Absatz 3 der Verfassung nur von Rechtsprechungsorganen beim Gerichtshof anhängig gemacht werden können.

Bovendien, in zoverre het Hof, volgens de memorie met verantwoording van de verzoekende partijen, wordt verzocht « prejudicieel » te oordelen over artikel 39, § 2, 2°, van het WIB 1992, dient te worden opgemerkt dat prejudiciële vragen krachtens artikel 142, derde lid, van de Grondwet enkel door rechtscolleges bij het Hof aanhangig kunnen worden gemaakt.


Die klagenden Parteien beantragen die Nichtigerklärung von Artikel 7 des Gesetzes vom 12. Mai 2014 « zur Abänderung des Gesetzes vom 21. Februar 2003 zur Einrichtung eines Dienstes für Unterhaltsforderungen beim FÖD Finanzen und des Gerichtsgesetzbuches zum Zweck der effektiven Beitreibung der Unterhaltsforderungen » (nachstehend: Gesetz vom 12. Mai 2014).

De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 7 van de wet van 12 mei 2014 « houdende wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek, met het oog op een effectieve invordering van onderhoudsschulden » (hierna : de wet van 12 mei 2014).


Die klagenden Parteien führen an, dass die angefochtene Bestimmung, ausgelegt in dem Sinne, dass die Attachés im Dienst für Dokumentation und Übereinstimmung der Texte beim Kassationshof, die zum Zeitpunkt des Inkrafttretens des Gesetzes vom 25. April 2007 in Dienst gewesen seien, nicht mehr in den Rang als erster Attaché, dienstleitender Attaché und Direktor befördert werden könnten, gegen die angeführten Bestimmungen und Grundsätze verstoße.

De verzoekende partijen voeren aan dat de bestreden bepaling, in die zin geïnterpreteerd dat zij de attachés op de dienst documentatie en overeenstemming der teksten van het Hof van Cassatie, in dienst op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet van 25 april 2007, belet te worden bevorderd in de rang van eerste attaché, attaché-hoofd van dienst en directeur, de aangevoerde bepalingen en beginselen schendt.


Durch Anordnung vom 31. Januar 2006 hat der Hof die Rechtssache für Verhandlungsreif erklärt und den Sitzungstermin auf den 1. März 2006 anberaumt, nachdem die klagenden Parteien aufgefordert wurden, sich in einem spätestens bis zum 23. Februar 2006 einzureichenden und innerhalb derselben Frist in Kopie auszutauschenden Ergänzungsschriftsatz zu den Auswirkungen einer von den klagenden Parteien beim Gericht erster Instanz der Europäischen Gemeinschaften gegen die Richtlinie 2003/87/EG erhobenen Klage auf das Verfahren vor dem Schiedshof zu äussern.

Bij beschikking van 31 januari 2006 heeft het Hof de zaak in gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 1 maart 2006 na de partijen te hebben verzocht, in een aanvullende memorie die uiterlijk op 23 februari 2006 moet worden ingediend en waarvan zij binnen dezelfde termijn een afschrift dienden uit te wisselen, hun standpunt te laten kennen over de weerslag van een door verzoekende partijen ingesteld beroep voor het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen tegen de richtlijn 2003/87/EG, op het gedi ...[+++]


Der Ministerrat führt ferner an, sämtliche vorherigen Darlegungen seien begründet, vorbehaltlich dessen, dass notwendigenfalls die Anwendung von Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention auf den objektiven Streitfall, den die klagenden Parteien beim Staatsrat gegen Verordnungserlasse führten, geprüft werden könne.

De Ministerraad merkt nog op dat alle voorafgaande uiteenzettingen gegrond zijn onder voorbehoud dat, indien nodig, de toepassing van artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens op het objectieve geschil dat door de verzoekende partijen voor de Raad van State tegen verordeningsbesluiten wordt gevoerd, zou kunnen worden onderzocht.


Solch ein indirektes Interesse, das der Hof als ausreichend anerkannt hat, um an der Seite klagender Parteien zu intervenieren, die selber ein direktes Interesse an der Beanstandung des Dekrets vom 26. April 1999 nachgewiesen haben, reicht nicht für die Klage auf einstweilige Aufhebung des Dekrets vom 19. Juli 2001 aus, weil die klagenden Parteien beim heutigen Stand des Dossiers nicht hinreichend nachweisen, in welchem Masse sie unmittelbar und nachteilig - im Gegensatz zu dem, was fälschlicherweise in B.3.2 und B.4.2 des o.a. Urteils Nr. 49/2001 geschrieben wurde - durch das heute angefochtene Dekret betroffen wären.

Zulk een indirect belang, dat het Hof als voldoende heeft erkend om tussen te komen aan de zijde van verzoekende partijen die zelf van een rechtstreeks belang deden blijken om het decreet van 26 april 1999 te bestrijden, volstaat niet om de schorsing van het decreet van 19 juli 2001 te vorderen, omdat de verzoekende partijen in de huidige stand van het dossier onvoldoende aantonen in welke mate zij rechtstreeks en ongunstig - in tegenstelling met wat verkeerdelijk werd geschreven in B.3.2 en B.4.2 van het voormelde arrest nr. 49/2001 - zouden worden geraakt door het thans bestreden decreet.


Da bis zu diesem Datum zwischen den klagenden Parteien keine Eigentumsübertragung infolge eines Todesfalls stattgefunden hat, die zur Anwendung dieser Bestimmungen geführt hätte, und in Anbetracht der Tatsache, dass diese Artikel beim heutigen Stand der Gesetzgebung nicht mehr Anwendung finden, haben die klagenden Parteien nun kein Interesse an deren Nichtigerklärung.

Aangezien er tot op die datum tussen de verzoekende partijen geen eigendomsovergang ten gevolge van overlijden is geweest, die tot de toepassing van die bepalingen zou hebben geleid, en gelet op het feit dat die artikelen in de huidige stand der wetgeving geen toepassing meer vinden, hebben de verzoekende partijen thans geen belang bij de vernietiging ervan.




datacenter (6): www.wordscope.be (v4.0.br)

'klagenden parteien beim' ->

Date index: 2022-05-14
w