Vertaling van "klagenden parteien angeblich " (Duits → Nederlands) :

Die klagenden Parteien erläutern in der Darlegung ihrer meisten Klagegründe sowohl die Artikel des Dekrets, die sich anfechten, als auch die angeblich durch diese verletzten Bestimmungen.
De verzoekende partijen preciseren in de uiteenzetting van het merendeel van hun middelen zowel welke artikelen van het decreet zij betwisten als welke bepalingen daardoor zouden zijn geschonden.

Die intervenierende Partei, der GHA, ist der Auffassung, dass der von den klagenden Parteien angeblich erlittene Nachteil nicht auf das angefochtene Dekret selber sondern auf spätere Entscheidungen zurückzuführen sei, nämlich auf die städtebaulichen Genehmigungen vom 18. März 2002 und auf das Bestätigungsdekret vom 29. März 2002.
De tussenkomende partij, het G.H.A., is van oordeel dat het nadeel dat de verzoekende partijen beweren te lijden, niet voortvloeit uit het bestreden decreet zelf, maar wel uit latere beslissingen, namelijk de stedenbouwkundige vergunningen van 18 maart 2002 en het bekrachtigingsdecreet van 29 maart 2002.

Ausserdem sei der den klagenden Parteien angeblich entstehende Nachteil weder individualisiert noch konkretisiert worden.
Bovendien is het nadeel dat de verzoekende partijen beweren te lijden niet geïndividualiseerd, noch geconcretiseerd.

Die angeblich von den klagenden Parteien erlittenen Nachteile ergeben sich nicht aus dem angefochtenen Gesetz, sondern aus Artikel 21 Absatz 2 der Verfassung.
De nadelen die de verzoekende partijen beweren te ondervinden, vloeien niet voort uit de bestreden wet, maar uit artikel 21, tweede lid, van de Grondwet.

Im gleichen Sinne erinnert die intervenierende Partei an die Argumentation des Hofes hinsichtlich des von den klagenden Parteien angeführten schwerlich wiedergutzumachenden ernsthaften Nachteils, der sich daraus ergebe, dass das angefochtene Dekret den sinnvollen Rechtsschutz des Staatsrats gegen das Auftreten der flämischen Behörden entziehen würde (Urteil Nr. 116/2002, Erwägungen unter B.7.3.1 und B.7.3.2), und sie komme zu dem Schluss, dass auch in dieser Rechtssache der angebliche Eingriff in den Rechtsschutz nicht berücksichtigt werden könne.
In dezelfde zin herinnert de tussenkomende partij aan de argumentatie van het Hof ten aanzien van het door de verzoekende partijen opgeworpen moeilijk te herstellen ernstig nadeel dat zou voortvloeien uit het ontnemen, door het bestreden decreet, van de zinvolle rechtsbescherming van de Raad van State tegen het optreden van de Vlaamse overheid (arrest nr. 116/2002, overwegingen B.7.3.1 en B.7.3.2), om te besluiten dat ook in deze zaak de beweerde aantasting van de rechtsbescherming niet in aanmerking kan worden genomen.