In seinem Urteil Nr. 87/2001 urteilte der Hof, dass mit der in Artikel 21 Absatz 2 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat festgelegten Verpflichtung, innerhalb der vorgesehenen Frist einen Schriftsatz einzureichen, dessen Inhalt sich auf die einfache Bestätigung beschrä
nken kann, dass die klagende Partei ihre Klage aufrechterhält, der Gesetzgeber eine Formvorschrift auferlegt, die in einem frühen Verfahrensstadium Aufschluss darüber gibt, ob die klagende
Partei ein anhaltendes Interesse an der Fortsetzung des Verfahrens nachweist, und dass der Gesetzgeber von jeder klagenden
Partei ...[+++] eine kooperative Haltung zwecks Abwicklung eines schnellen und effizienten Verfahrens vor dem Staatsrat erwarten kann, was voraussetzt, dass jeder Kläger die verschiedenen Verfahrensstadien aufmerksam verfolgt und auf nachhaltige Weise sein Interesse an der Fortsetzung des Verfahrens bekundet.In zijn arrest nr. 87/2001 stelde het Hof dat met de verplichting neergelegd in artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State om binnen de gestelde termijn een memorie in te dienen, waarvan de inhoud zich kan beperken tot de loutere bevestiging
dat de verzoekende partij in haar vordering volhardt, de wetgever een vormvoorschrift oplegt waaruit, in een vroeg stadium van de procedure, kan worden afgeleid of de ver
zoekende partij een blijvende belangstelling vertoont in de voortzetting van de rechtspleging en
...[+++]dat de wetgever van iedere verzoekende partij kan verwachten dat zij haar medewerking verleent aan een snelle en efficiënte procesvoering voor de Raad van State, hetgeen impliceert dat iedere verzoeker de diverse stadia in de procedure nauwgezet opvolgt en op blijvende wijze uiting geeft van zijn belangstelling voor de voortzetting van de rechtspleging.