Da die durch die klagenden Parteien in den Rechtssachen Nrn. 5460 und 5461 im dritten Klagegrund vorgebrachten Beschwerdegründe sich nicht von denjenigen unterscheiden, die in dem Klagegrund angeführt sind, der aus dem Verstoß gegen die Religionsfreiheit abgeleitet ist und auf den die klagenden Parteien im Übrigen verweisen, ist der Klagegrund unbegründet aus den in B.19.1 bis B.19.10.4 dargelegten Gründen.
Aangezien de door de verzoekende partijen in de zaken nrs. 5460 en 5461 in het derde middel geformuleerde grieven niet verschillen van die welke zijn aangevoerd in het middel dat is afgeleid uit de schending van de godsdienstvrijheid, waarnaar de verzoekende partijen overigens verwijzen, is het middel niet gegrond om de redenen die zijn uiteengezet in B.19.1 tot B.19.10.4.