(1) Die Mitgliedstaaten dürfen das Inverkehrbringen und die Verwendung von Aromen, die dieser Richtlinie und den aufgrund des Artikels 5 erlassenen Richtlinien entsprechen, nicht aus Gründen der Zusammensetzung, Kennzeichnung oder Eigenschaften dieser Aromen in Lebensmitteln untersagen, einschränken oder behindern.
1. De Lid-Staten mogen het in de handel brengen en het gebruik van aroma's die voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn of van de in artikel 5 bedoelde richtlijnen niet op grond van de samenstelling, de etikettering van de aroma's of het gedrag ervan in levensmiddelen, verbieden, beperken of belemmeren.