Aus der in B.49.3 angeführten Rechtsprechung des Europäischen Gerichtshofes und der Europäischen Kommission für Menschenrechte kann abgeleitet werden, dass die zielstrebige Verbreitung von Ideen, die sich auf die Uberlegenheit einer Rasse oder den Rassenhass gründen, im Hinblick auf die Verletzung der Würde der Person, keinen Schutz durch Artikel 10 der Europäischen Menschenrechtskonvention geniesst.
Uit de in B.49.3 vermelde rechtspraak van het Europees Hof en van de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens kan worden afgeleid dat het doelbewust verspreiden, met het oog op het aantasten van de waardigheid van personen, van denkbeelden die zijn gegrond op rassuperioriteit of rassenhaat, geen bescherming geniet onder artikel 10 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.