Traduction de «keinen flüchtling » (Allemand → Néerlandais) :

TERMINOLOGIE

anerkannter Flüchtling | Flüchtling mit anerkanntem Flüchtlingsstatus | Person mit Flüchtlingsstatus | statutärer Flüchtling
mandaatvluchteling | verdragsvluchteling

Flüchtling
vluchteling

politischer Flüchtling
politieke vluchteling [ politieke ballingschap ]

Antrag auf Gleichstellung mit einem Flüchtling
aanvraag om gelijkstelling met de vluchteling

Bescheinigung über die Gleichstellung mit einem Flüchtling
certificaat van gelijkgestelde met de vluchteling

keinen Erwerbszweck verfolgend | ohne Erwerbszweck | ohne Gewinnerzielungsabsicht
zonder winstoogmerk

Versicherer,der in der Gemeinschaft keinen Wohnsitz,wohl aber eine Zweigniederlassung oder Agentur hat
verzekeraar die,zonder woonplaats binnen de Gemeenschap te hebben,er een filiaal of een agentschap heeft

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

F. in der Erwägung, dass die syrischen Nachbarländer Schätzungen des UNHCR zufolge circa 3,9 Millionen syrische Flüchtlinge aufgenommen haben; in der Erwägung, dass die EU-Mitgliedstaaten mittels des Neuansiedlungsprogramms des UNHCR nur 37 000 syrische Flüchtlinge aufgenommen haben, wogegen das UNHCR die Neuansiedlung von 10 % der syrischen Flüchtlinge (370 000) fordert und dringend nach mindestens Kapazitäten zur Neuansiedlung von 130 000 besonders schutzbedürftigen Flüchtlingen sucht; in der Erwägung, dass fast die Hälfte der Mitgliedstaaten (13) bisher keinen einzigen Flüchtling neu angesiedelt hat;
F. overwegende dat de buurlanden van Syria volgens de schattingen van de UNCHR ongeveer 3,9 miljoen Syrische vluchtelingen hebben opgevangen; overwegende dat de lidstaten van de EU slechts 37.000 Syrische vluchtelingen hebben opgenomen via het hervestigingsprogramma van de UNHCR, terwijl deze aandringt op de hervestiging van 10% van de Syrische vluchtelingen (370.000) en dringend uitkijkt naar ten minste 130.000 hervestigingsplaatsen voor vluchtelingen die bijzondere bescherming behoeven; overwegende dat bijna de helft van de lidstaten (13) tot dusver nog niet één enkele vluchteling hebben hervestigd;

« Abweichend von Artikel 7 verlangen die Mitgliedstaaten in Bezug auf Anträge betreffend die in Artikel 4 Absatz 1 genannten Familienangehörigen von einem Flüchtling und/oder einem (den) Familienangehörigen keinen Nachweis, dass der Flüchtling die in Artikel 7 genannten Bedingungen erfüllt ».
« In afwijking van artikel 7 mogen de lidstaten ten aanzien van een vluchteling/gezinslid niet eisen dat hij met betrekking tot verzoeken betreffende de in artikel 4, lid 1, bedoelde gezinsleden, het bewijs levert dat de vluchteling voldoet aan de in laatstgenoemde bepaling gestelde eisen ».

Ein vertriebener Palästinenser, der keinen Beistand der UNRWA genieße, sei wie jede andere Person zu behandeln, die die Zuerkennung der Flüchtlingseigenschaft beantrage, und werde nach den im Abkommen festgelegten Anerkennungskriterien individuell beurteilt, er habe aber nicht automatisch Anspruch darauf, als Flüchtling behandelt zu werden.
Een ontheemde Palestijn die geen bijstand van het UNRWA geniet, moet dan ook worden behandeld als elke andere aanvrager van de vluchtelingenstatus en moet individueel worden beoordeeld op grond van de criteria van het Verdrag, maar heeft geen automatisch recht op de vluchtelingenstatus.

Die unterschiedliche Frist, in der beide Kategorien von Ausländern, die sich am 1. Oktober 1999 tatsächlich in Belgien aufhielten und die zum Zeitpunkt der Beantragung der Regularisierung des Aufenthalts die Anerkennung als Flüchtling beantragt haben, keinen vollstreckbaren Beschluss erhalten haben durften - drei Jahre beziehungsweise vier Jahre -, um für eine Regularisierung in Frage zu kommen, kann in diesem Zusammenhang nicht als offensichtlich unverhältnismässig angesehen werden.
Het verschil in termijn waarbinnen beide categorieën van vreemdelingen die op 1 oktober 1999 daadwerkelijk in België verbleven en die op het ogenblik van de aanvraag tot regularisatie van het verblijf de erkenning van vluchteling hebben aangevraagd, geen uitvoerbare beslissing mochten hebben ontvangen - respectievelijk drie jaar en vier jaar - om voor regularisatie in aanmerking te komen, kan in dat verband niet als kennelijk onevenredig worden beschouwd.

(f) Bei Personen, die keine Staatsangehörigkeit besitzen, erlischt der Flüchtlingsstatus, wenn sie nach Wegfall der Umstände, aufgrund deren sie als Flüchtlinge anerkannt wurden, in der Lage sind, in das Land zurückzukehren, in dem sie ihren gewöhnlichen Aufenthalt hatten, vorausgesetzt, dass dies auf keinen Flüchtling Anwendung findet, der sich auf zwingende, auf früheren Verfolgungen beruhende Gründe berufen kann, um die Inanspruchnahme des Schutzes desjenigen Landes abzulehnen, dessen Staatsangehörigkeit er besitzt .
(f) Ten aanzien van personen die geen nationaliteit bezitten, vervalt de vluchtelingenstatus wanneer zij, omdat de omstandigheden in verband waarmee zij als vluchteling werden erkend, hebben opgehouden te bestaan, kunnen terugkeren naar het land waar zij voorheen gewoonlijk verbleven, met dien verstande dat dit niet van toepassing is op een vluchteling die uit een voorgaande vervolging dwingende redenen kan aanvoeren om te weigeren gebruik te maken van de bescherming van het land waar hij voorheen gewoonlijk verbleef

(f) Bei Personen, die keine Staatsangehörigkeit besitzen, erlischt der Flüchtlingsstatus, wenn sie nach Wegfall der Umstände, aufgrund deren sie als Flüchtlinge anerkannt wurden, in der Lage sind, in das Land zurückzukehren, in dem sie ihren gewöhnlichen Aufenthalt hatten, sofern dieser Absatz auf keinen Flüchtling Anwendung findet, der sich auf zwingende, auf früheren Verfolgungen beruhende Gründe berufen kann, um die Inanspruchnahme des Schutzes des Landes abzulehnen, dessen Staatsangehörigkeit er besitzt.
(f) Ten aanzien van personen die geen nationaliteit bezitten, vervalt de vluchtelingenstatus wanneer zij, omdat de omstandigheden in verband waarmee zij als vluchteling werden erkend, hebben opgehouden te bestaan, kunnen terugkeren naar het land waar zij voorheen gewoonlijk verbleven, met dien verstande dat deze alinea niet van toepassing is op een vluchteling die uit een voorgaande vervolging dwingende redenen kan aanvoeren om te weigeren gebruik te maken van de bescherming van het land van zijn nationaliteit..

(1) Abweichend von Artikel 7 verlangen die Mitgliedstaaten in Bezug auf Anträge betreffend die in Artikel 4 Absatz 1 genannten Familienangehörigen von einem Flüchtling und/oder einem (den) Familienangehörigen keinen Nachweis, dass der Flüchtling die in Artikel 7 genannten Bedingungen erfuellt.
1. In afwijking van artikel 7 mogen de lidstaten ten aanzien van een vluchteling/gezinslid niet eisen dat hij met betrekking tot verzoeken betreffende de in artikel 4, lid 1, bedoelde gezinsleden, het bewijs levert dat de vluchteling voldoet aan de in laatstgenoemde bepaling gestelde eisen.

« Verstösst Artikel 57 § 2 Absätze 3 und 4 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren, so wie ihn der Hof in seinem Urteil Nr. 43/98 vom 22. April 1993 [zu lesen ist: 1998] ausgelegt hat, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, soweit der Ausländer, der (in Belgien) die Anerkennung als Flüchtling beantragt hat, dessen Antrag aufgrund des in belgisches Recht umgesetzten Dubliner Übereinkommens vom Ausländeramt abgewiesen wurde und der eine ' Anweisung, das Staatsgebiet zu verlassen ' erhalten hat, keinen Anspruch auf Unterstützung in Höhe des Existenzminimums hat (hätte), solange die Klage beim Staatsrat gegen die Entscheidung des Ausländeramtes anhängig ist, während ein Ausländer, der beim Staatsrat Klage gegen eine Entscheidung des Generalkommissars für Flüchtlinge und Staatenlose oder gegen eine Entscheidung des Ständigen Widerspruchsausschusses erhebt, sehr wohl Anspruch darauf hat?
« Schendt artikel 57, § 2, derde en vierde lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals geïnterpreteerd door het Arbitragehof in zijn arrest nr. 43/98 van 22 april 1993 [lees : 1998], de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de vreemdeling die (in België) heeft gevraagd om als vluchteling te worden erkend en wiens aanvraag door de Dienst Vreemdelingenzaken is verworpen op basis van de in het Belgische recht omgezette Overeenkomst van Dublin en die ` een bevel om het grondgebied te verlaten ' heeft ontvangen, geen recht heeft (zou hebben) op steunverlening gelijk aan het bestaansminimum zolang het beroep tegen de beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken voor de Raad van State hangende is, terwijl een vreemdeling die beroep instelt bij de Raad van State tegen een beslissing van het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of een beslissing van de Vaste Beroepscommissie daar wel recht op heeft ?

« Verstösst Artikel 57 § 2 Absätze 3 und 4 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren, so wie ihn der Hof in seinem Urteil Nr. 43/98 vom 22. April 1993 [zu lesen ist: 1998] ausgelegt hat, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, soweit der Ausländer, der (in Belgien) die Anerkennung als Flüchtling beantragt hat, dessen Antrag aufgrund des in belgisches Recht umgesetzten Dubliner Übereinkommens vom Ausländeramt abgewiesen wurde und der eine ' Anweisung, das Staatsgebiet zu verlassen ' erhalten hat, keinen Anspruch auf Unterstützung in Höhe des Existenzminimums hat (hätte), solange die Klage beim Staatsrat gegen die Entscheidung des Ausländeramtes anhängig ist, während ein Ausländer, der beim Staatsrat Klage gegen eine Entscheidung des Generalkommissars für Flüchtlinge und Staatenlose oder gegen eine Entscheidung des Ständigen Widerspruchsausschusses erhebt, sehr wohl Anspruch darauf hat?
« Schendt artikel 57, § 2, derde en vierde lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals geïnterpreteerd door het Arbitragehof in zijn arrest nr. 43/98 van 22 april 1993 [lees : 1998], de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de vreemdeling die (in België) heeft gevraagd om als vluchteling te worden erkend en wiens aanvraag door de Dienst Vreemdelingenzaken is verworpen op basis van de in het Belgische recht omgezette overeenkomst van Dublin en die `een bevel om het grondgebied te verlaten' heeft ontvangen, geen recht heeft (zou hebben) op steunverlening gelijk aan het bestaansminimum zolang het beroep tegen de beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken voor de Raad van State hangende is; terwijl een vreemdeling die beroep instelt bij de Raad van State tegen een beslissing van het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of een beslissing van de Vaste Beroepscommissie daar wel recht op heeft ?