Im Urteil Nr. 26/95 hat der Hof in bezug auf Artikel 4 § 1 des Gesetzes vom 1. Juli 1956 ganz allgemein geurteilt, dass diese Bestimmung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstösst, insoweit sie in keinem einzigen Fall den Personen, die vom Vorteil der Pflichtversicherung ausgeschlossen werden, erlaubt, die zugrunde liegende Kollusionsvermutung zu widerlegen.
In het arrest nr. 26/95 heeft het Hof ten aanzien van artikel 4, § 1, van de wet van 1 juli 1956 op algemene wijze geoordeeld dat die bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre ze, in geen enkel geval, de personen die van het voordeel van de verplichte verzekering worden uitgesloten, toestaat het vermoeden van heimelijke verstandhouding waarop het is gegrond, te weerleggen.